De Omgevingswet bevat zes kerninstrumenten: de omgevingsvisie, het omgevingsprogramma, de omgevingsverordening, het omgevingsplan, de omgevingsvergunning en het projectbesluit. De Omgevingswet zorgt voor samenhang tussen deze kerninstrumenten. Die samenhang wordt ook wel de beleidscyclus genoemd. Een belangrijk onderdeel van de beleidscyclus is terugkoppeling over toezicht, handhaving, monitoring en evaluatie van het beleid en decentrale regels.
De omgevingsvisie vormt het startpunt van de beleidscyclus: namelijk de beleidsvorming. In de omgevingsvisie staan de ambities en doelstellingen in de vorm van strategisch beleid.
Door een visie op ruimte voor circulaire bedrijventerreinen in de (provinciale) omgevingsvisie op te nemen, maak je het onderdeel van de beleidscyclus van de Omgevingswet. Dat maakt het mogelijk om later in de beleidscyclus de circulaire economie op de agenda te zetten.
Neem de ruimte die nodig is voor circulaire bedrijfsterreinen mee in de belangenafweging in het ruimtelijk-economische beleid. De omvang van de ruimte die in de toekomst nodig is voor een circulaire economie ligt in tussen het huidige ruimtegebruik van economische activiteiten en 40 procent extra. Er is bijvoorbeeld ruimte nodig voor opslag, verwerking en keuring van grondstoffen en materialen zowel voor productie (bijvoorbeeld voor biobased grondstoffen) als voor vervolgfases zoals afdank (tweedehands producten en secundaire materialen). Ook is ruimte nodig voor recyclingbedrijven en circulaire hubs. Meer informatie over de ruimte die nodig is voor de transitie naar een circulaire economie is te vinden in het rapport van het PBL ‘Ruimte voor circulaire economie’.
De omgevingsvisie is het vertrekpunt om de transitie naar een circulaire economie uit te werken in een omgevingsprogramma en deze via maatregelen juridisch te borgen in omgevingsverordeningen of omgevingsplannen. Dit sluit overigens ook aan bij de Nationale Omgevingsvisie (nummer 16 op pagina 59).
In de omgevingsvisie van de provincie Zuid-Holland is de ambitie opgenomen om in 2050 een volledig circulaire economie te bereiken, met als tussendoel 50% reductie van (primaire) materialen in 2030.
In de toelichting bij de omgevingsvisie staat dat de provincie circulaire initiatieven wil stimuleren bij de aanleg en onderhoud van bedrijventerreinen. De provincie geeft aan dat zij hierbij een provinciaal belang heeft:
“De Provincie Zuid-Holland versterkt samen met andere overheden, ondernemers en kennisinstellingen Zuid-Holland als economische topregio. Dit doet zij omdat de taken voor ruimtelijke ordening en regionale economie (en daarmee het beleid voor bedrijventerreinen) gedecentraliseerd zijn volgens het bestuursakkoord 2011-2015 tussen Rijk, IPO, VNG en UvW. Hierdoor is de provincie verantwoordelijk voor de regionale planning en programmering van bedrijventerreinen en andere werklocaties. Daarnaast is de bedrijventerreinenmarkt voornamelijk een regionale markt. Circa 90% van de bedrijfsverplaatsingen vindt namelijk op regionale schaal plaats. Bovendien speelt op de bedrijventerreinenmarkt een aantal uitdagingen op regionaal of provinciaal niveau, zoals de noodzaak vraag en aanbod in balans te brengen, ruimte te vinden voor….bedrijven vanaf milieucategorie 3 of overeenkomstige milieuzones voor geur en geluid, voor watergebonden bedrijvigheid, circulariteit en tegenwicht te bieden aan het principe ’not in my backyard’ (NIMBY).”
Een voorbeeld uit de praktijk van een Omgevingsvisie waarin ruimte wordt gecreëerd voor circulaire bedrijventerreinen is de Omgevingsvisie gemeente Amsterdam. Hierin staat onder meer:
''Verder is het vooral een zaak van het reserveren van voldoende ruimte. Dat geldt meer bepaald voor de circulaire economie. De haven is al gestart met de transitie tot draaischijf in de circulaire economie. Voor de deels nog onbekende ruimtevraag voor energie en circulariteit reserveren we voldoende milieuruimte in het havengebied buiten de A10. Het zijn twee nieuwe sectoren waar Amsterdam zich mee kan onderscheiden'' (p. 26).
Amsterdam heeft de omgevingsvisie nader uitgewerkt in de Bedrijvenstrategie 2020-2030. Uitwerking van de omgevingsvisie kan ook in een omgevingsprogramma. Zie daarover het instrument Neem maatregelen op in het omgevingsprogramma.
Ook provincies kunnen ruimte voor circulaire bedrijventerreinen in de omgevingsvisie opnemen. Zij moeten dan motiveren waarom dat van provinciaal belang is.
Het indienen van zienswijzen staat open voor `een ieder’ en daarmee niet alleen voor belanghebbenden.
Op grond van artikel 3.1, tweede lid, Omgevingswet moet een omgevingsvisie worden vastgesteld door het Rijk, provincies en gemeenten. Bij de provincies stellen Provinciale Staten de omgevingsvisie vast. Bij de gemeenten gebeurt dat door de gemeenteraad.
Artikel 3.2 Ow bepaalt de inhoud van de omgevingsvisie. De omgevingsvisie bevat een beschrijving van de hoofdlijnen van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving, de voorgenomen ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming en het behoud van het grondgebied. Daarnaast beschrijft de omgevingsvisie de hoofdzaken van het voor de fysieke leefomgeving te voeren integrale beleid.
Rechtsgebied | Publiekrecht > Omgevingsrecht |
Citeertitel | Omgevingswet |
Artikel | 3.1, 3.2, 3.3 |
Geldig vanaf | Invalid Date |