In het omgevingsplan kan geregeld zijn dat voor een bouwactiviteit, zoals de bouw van een brug of de aanleg van een weg, een omgevingsvergunning nodig is. De gemeente beoordeelt of de activiteit voldoet aan de regels in het omgevingsplan. Als aan de beoordelingsregels in het omgevingsplan is voldaan, moet de vergunning verleend worden. Dit noem je een omgevingsvergunning voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit.
In de omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden opgenomen die nodig zijn voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De voorschriften moeten volgen uit het omgevingsplan.
Als de activiteit niet voldoet aan de regels van het omgevingsplan, kan een vergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) worden aangevraagd. De gemeente beoordeelt dan of de vergunningaanvraag voldoet aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Dat betekent dat er een balans bestaat tussen verschillende functies die locaties binnen een gebied kunnen vervullen.
Aspecten van de fysieke leefomgeving waaraan een vergunningaanvraag voor een BOPA moet worden beoordeeld zijn, onder andere:
De bouwtechnische beoordeling is geregeld in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Deze regeling is uitputtend bedoeld. De gemeente kan daardoor geen aanvullende of strengere regels opnemen in het omgevingsplan en de omgevingsvergunning over onderwerpen waar het Bbl over gaat.
Een voorbeeld van een omgevingsvergunning voor een BOPA vind je in het basismodel omgevingsvergunning buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) van de VNG. Dit basismodel is toegepast op het Energielandschap Wells meer in de gemeente Bergen.
Artikel 5.1 Ow bepaalt voor welke activiteiten een omgevingsvergunning is of kan worden vereist.
De beoordeling van een aanvraag van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit wordt in de Omgevingswet opgeknipt in twee beoordelingen: een ruimtelijke beoordeling (1) en een bouwtechnische beoordeling (2). De ruimtelijke beoordeling gaat over inpassing van het bouwwerk in de fysieke leefomgeving. De regels hierover staan in het omgevingsplan of de omgevingsverordening. Dit kan betekenen dat voor een bouwactiviteit twee omgevingsvergunningen nodig zijn.
Artikel 5.5 en 5.34 Ow bevat regels over het verbinden van voorschriften aan een omgevingsvergunning. Uit artikel 5.5 Ow volgt dat het verboden is om te handelen in strijd met vergunningvoorschriften. Vergunningvoorschriften moeten voortvloeien uit het beoordelingskader voor het verlenen van de vergunning en mogen dat beoordelingskader niet te buiten gaan. Het beoordelingskader volgt uit het omgevingsplan.
Op grond van artikel 5.34, vierde lid, Ow kan de gemeente in het omgevingsplan eisen stellen aan het verbinden van voorschriften aan een omgevingsvergunning.
Rechtsgebied | Publiekrecht > Omgevingsrecht |
Citeertitel | Omgevingswet |
Artikel | 5.1 |
Geldig vanaf | Invalid Date |