De overheid heeft een zorgplicht om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen en moet nodige maatregelen te nemen om klimaatverandering tegen te gaan. Dit blijkt uit wet- en regelgeving, maar ook uit uitspraken van rechters in klimaatzaken. De overheid kan invulling geven aan deze zorgplicht door de transitie naar een circulaire economie te versnellen. Dat zal namelijk leiden tot een minimale uitstoot van broeikasgassen.
In verschillende internationale en Europese verdragen, richtlijnen, en Nederlandse wet- en regelgeving staan verplichtingen voor de overheid om het milieu te beschermen en klimaatschade tegen te gaan. De zorgplicht is ook verankerd in de Nederlandse grondwet. Daarin staat dat het beleid van de overheid gericht moet zijn op de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu.
Daarnaast is de overheid verplicht om de mensenrechten te beschermen die zijn vastgelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Uit de rechtspraak blijkt dat klimaatverandering kan leiden tot schending van mensenrechten. De gevolgen en gevaren van klimaatverandering kunnen namelijk inbreuk maken op het recht op leven (artikel 2) en het recht op eerbiediging van het privé-, gezins-, en familieleven (artikel 8). Deze mensenrechten beschermen niet alleen specifieke personen, maar ook de samenleving of bevolking als geheel. Als mensenrechten dreigen te worden geschonden, dan moeten lidstaten burgers actief daartegen beschermen en alle nodige maatregelen nemen.
In 2019 heeft de in de Urgenda-zaak geoordeeld dat de overheid een zorgplicht heeft om gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen. Dit is een individuele verantwoordelijkheid, die losstaat van wat andere landen doen, of wat de totale impact van Nederland is. Iedere reductie in CO2 doet ertoe. De Hoge Raad wees op het feit dat zeer aannemelijk is dat burgers (met name de jonge generatie) tijdens hun leven te maken zullen hebben met de nadelige gevolgen van klimaatverandering als de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen niet wordt teruggedrongen. Bijvoorbeeld door extreme weersomstandigheden, stijging van de zeespiegel, verlies van leefgebied, aantasting van het ecosysteem en verlies van voedselvoorzieningen.
Deze gevaarlijke klimaatverandering kan volgens de Hoge Raad leiden tot schendingen van mensenrechten. De Nederlandse overheid had dus effectieve en geschikte maatregelen moeten nemen om klimaatverandering tegen te gaan. Dat blijkt de overheid onvoldoende te hebben gedaan. De Hoge Raad heeft de overheid in de Urgenda-zaak veroordeeld tot het verminderen van broeikasgassen met 25% in 2020. Een vermindering ten minste 25% - 45% was namelijk nodig om een gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen. Over deze percentages bestaat overeenstemming in de internationale gemeenschap en in de klimaatwetenschap.
De Urgenda-zaak heeft duidelijk gemaakt dat op de overheid een zorgplicht rust en dat burgers (al dan niet verenigd in een belangenorganisatie) tegen de overheid een rechtszaak kunnen aanspannen als de overheid niet genoeg doet tegen klimaatveranderingen. Sinds deze uitspraak zijn wereldwijd tientallen rechtszaken aangespannen tegen overheden om noodzakelijke klimaatveranderingen af te dwingen.
Op 30 november 2023 heeft de rechtbank van Berlijn geoordeeld dat de Duitse staat onvoldoende heeft gedaan om klimaatverandering tegen te gaan en veroordeelde de Duitse staat tot het verminderen van de CO2-uitstoot. Diezelfde dag zijn de Belgische staat, het Vlaams Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in een hoger beroepzaak veroordeeld tot het verminderen van de CO2-uitstoot met 55% in 2030 ten opzichte van 1990. Interessant aan de laatstgenoemde uitspraak is het feit dat hieruit volgt dat ook decentrale overheden veroordeeld kunnen worden in een klimaatzaak.
Deze zorgplicht rust niet alleen op overheden, maar ook op bedrijven. Dat blijkt uit de bekende Shell-uitspraak. De rechter oordeelde in 2021 dat de Shell-groep onrechtmatig handelde doordat zij onvoldoende deed om de CO2-uitstoot te verminderen. In deze uitspraak is RDS -het beleidsbepalend hoofd van de Shell-groep- veroordeeld tot het beperken van haar CO2-uitstoot in 2030 met 45% ten opzichte van de uitstoot in het jaar 2019. Daarnaast moet RDS er ook voor zorgen dat de CO2-uitstoot van haar toeleveranciers en afnemers vermindert. Hoger beroep loopt van deze zaak.