De ESPR maakt deel uit van de Europese Green Deal en het bijbehorende Actieplan Circulaire Economie. Een van de speerpunten van het Actieplan is het ontwikkelen van wetgeving voor duurzame producten.
Producten zijn nog te vaak ontworpen zonder oog voor duurzaamheid: ze gaan bijvoorbeeld snel stuk of zijn moeilijk te repareren. Hierdoor verslijten producten vroegtijdig en worden ze onnodig snel vervangen. Dit kost veel energie en grondstoffen, want de oude producten moeten verwerkt worden en er komen nieuwe producten voor in de plaats.
Het ontwerpproces heeft een grote impact op de levensduur van een product: tot maar liefst 80% van de milieu-impact van een product wordt bepaald in de ontwerpfase.
Om de circulariteit van producten te bevorderen kan de Europese Commissie op basis van de ESPR producteisen stellen. Deze eisen omvatten zowel prestatie-eisen als informatie-eisen. Hierdoor worden producten meer circulair ontworpen en worden consumenten beter geïnformeerd over de duurzaamheid van producten.
De Europese Commissie is bevoegd om producteisen voor verschillende productgroepen vast te stellen in . Deze nader gestelde eisen hebben betrekking op onder andere de volgende aspecten van een product:
De Commissie is van plan om 30 gedelegeerde handelingen vast te stellen tussen 2024 en 2030. Binnen 9 maanden na de inwerkingtreding van de ESPR, zal de Europese Commissie een niet-bindende lijst opstellen met daarin de productgroepen die tussen 2024 en 2027 geprioriteerd zullen worden. Voor die producten is al duidelijk dat er gedelegeerde handelingen opgesteld gaan worden. Het gaat om de volgende productgroepen:
De eisen gelden ook voor producten die verwerkt worden in andere producten en voor producten die nog verder bewerkt worden.
Er zijn ook productgroepen die juist zijn uitgesloten van producteisen. Zo mogen er geen eisen gesteld worden aan onder andere voedsel en medicijnen.
Een belangrijk element van de ESPR is het digitaal productpaspoort. Een digitaal productpaspoort is een ‘tag’ (zoals een QR-code) op een product, die gescand kan worden en informatie geeft over de duurzaamheid van een product.
Op basis van die informatie kunnen consumenten de mate van duurzaamheid van verschillende producten makkelijker vergelijken en duurzamere keuzes maken. Ook moet het productpaspoort ervoor zorgen dat producten vaker hergebruikt of gerecycled kunnen worden.
Een digitaal productpaspoort moet minimaal informatie bevatten over de producteisen die in gedelegeerde handelingen zijn vastgesteld. Verder kan een productpaspoort, waar toepasselijk, ook de volgende informatie bevatten:
De ESPR stelt ook eisen aan het weggooien en vernietigen van onverkochte consumentenproducten. Zo bevat de verordening een algemeen beginsel waarin staat dat marktdeelnemers passende maatregelen moeten nemen om te voorkomen dat onverkochte consumentenproducten vernietigd worden.
Als een marktdeelnemer onverkochte consumentenproducten weggooit of laat weggooien, geldt een informatieplicht. Marktdeelnemers moeten de volgende informatie op een toegankelijke manier op hun website weergeven:
Voor midden- en grote bedrijven geldt een vernietigingsverbod voor bepaalde onverkochte consumentenproducten, zoals kledingstukken. De Commissie kan met gedelegeerde handelingen producten toevoegen aan de productlijst. Voor middelgrote bedrijven geldt een transitieperiode: 6 jaar na de inwerkingtreding van de verordening gaat het verbod voor hen in.
Er zijn verschillende actoren die ervoor moeten zorgen dat producten voldoen aan de producteisen van de Europese Commissie. Zo moeten fabrikanten ervoor zorgen dat producten ontworpen en gemaakt zijn in lijn met de vereisten. Ook zijn fabrikanten verantwoordelijk voor het voldoen aan de informatievereisten en moet het digitale productpaspoort aanwezig zijn.
Voordat een product op de markt komt, moeten fabrikanten een conformiteitsbeoordeling uitvoeren en technische documentatie opstellen. Daarna stelt de fabrikant een prestatieverklaring op en wordt een CE-markering op het product geplaatst.
Importeurs moeten controleren of producten voldoen aan de eisen die in gedelegeerde handelingen gesteld zijn. Voordat een product de markt op mag, checkt de importeur of de verantwoordelijkheden van de fabrikant zijn uitgevoerd.
Tot slot moeten distributeurs verifiëren dat een product inderdaad een CE-markering heeft en een gebruiksaanwijzing bevat. Als de distributeur vermoedt dat een product of de fabrikant niet aan de eisen voldoet die in een gedelegeerde handeling zijn gespecificeerd, mag de distributeur het product niet op de markt brengen zolang dit het geval is.
Duurzame producten kunnen een hogere prijs met zich meebrengen. Om te voorkomen dat consumenten hierdoor ontmoedigd worden om duurzamere keuzes te maken, mogen lidstaten incentives gebruiken voor productgroepen die zijn vastgesteld in gedelegeerde handelingen. Denk bijvoorbeeld aan het verstrekken van eco-vouchers of het invoeren van belastingheffingen voor duurzame producten.
De stimulerende maatregelen moeten gericht zijn op de meest duurzame producten: producten uit de twee hoogste prestatieklassen van de verordening of producten met een EU Ecolabel.
Om te voorkomen dat producteisen een te grote financiële en administratieve last vormen voor het MKB, moet de Europese Commissie ervoor zorgen dat er initiatieven komen die het MKB ondersteuning bieden.
Daarnaast zorgt de Commissie voor digitale tools (bijvoorbeeld voor het berekenen van een levenscyclusanalyse) en handleidingen waarin de toepassing van de ESPR voor het MKB wordt gefaciliteerd.
Ook lidstaten moeten passende maatregelen nemen om het MKB te helpen bij het implementeren van producteisen die in gedelegeerde handelingen zijn gespecificeerd. Hiervoor is afstemming met belangenorganisaties nodig.
De ESPR is algemeen van toepassing en stelt voornamelijk eisen aan producten. Dit betekent dat de ESPR veelal verplichtingen omvat voor fabrikanten, importeurs, distributeurs en marktdeelnemers. Zij moeten ervoor zorgen dat de producten voldoen aan de gestelde eisen.
De ESPR is een verordening. Dit betekent dat de ESPR, zodra de verordening in werking treedt, direct bindend en rechtstreeks toepasbaar is in EU-lidstaten.
De verordening mag niet in nationale wetgeving worden omgezet, zodat alle lidstaten de ESPR op dezelfde manier toepassen. Als er nationale wetgeving is die onverenigbaar is met de ESPR, dan geldt de ESPR boven die nationale wetgeving.
Daarbij komt dat in de verordening is omschreven dat lidstaten nadere regels moeten stellen die zien op de naleving van de verplichtingen uit de ESPR, waaronder regels over het opleggen van boetes.