De Waste Framework Directive (WFD) legt de basisprincipes voor afvalbeheer in de EU vast. De richtlijn stelt doelen voor hergebruik, recycling en stortbeheer. De WFD wordt momenteel herzien, belangrijk is dat het systeem van hoe we naar afval kijken daarbij niet gewijzigd wordt; de regelingen over bijproducten en einde afvalstatus blijven gelijk. Voor een uitleg over de begrippen ‘afvalstof’, ‘bijproduct’ en ‘einde-afvalstatus’ verwijzen we naar de Handreiking Afvalstof of Niet-Afvalstof.
De WFD bepaalt dat afvalbeheer zo ingericht moet worden dat het afval:
De WFD bepaalt ook wanneer sprake is van afval en wanneer het restproduct gezien wordt als een secundaire grondstof of een bijproduct.
Daarnaast introduceert de WFD het 'de vervuiler betaalt'-principe, wat betekent dat vervuilende organisaties betalen voor de verwerking van afval. De uitgebreide producentenverantwoordelijkheid past het principe toe, door de verantwoordelijkheid voor de afvalfase bij producenten neer te leggen.
De basis van het EU-afvalbeheer is de "afvalhiërarchie", die uit vijf stappen bestaat. Deze hiërarchie geeft een voorkeursvolgorde aan voor het beheren en verwijderen van afval, zoals afgebeeld op onderstaande afbeelding. Daarbij geldt: hoe hoger op de ladder van de hiërarchie, hoe beter voor de circulaire economie. Daarom heeft preventie van afval altijd de voorkeur en is storten altijd de laatste optie.
De herziening van de Waste Framework Directive legt verschillende verplichtingen op aan lidstaten om voedselverspilling en textielafval te verminderen en producenten van textiel verantwoordelijk te houden voor hun producten.
Rond textiel gelden de volgende verplichtingen voor lidstaten:
Beheer van textielafval
Lidstaten moeten per 1 januari 2025 zorgen voor de aparte inzameling van textielproducten voor de voorbereiding voor hergebruik en recycling. Deze verplichting bestond al onder de huidige WFD.
Uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV)
Met ingang van de herziene versie zijn lidstaten bovendien verantwoordelijk voor het garanderen van uitgebreide producentverantwoordelijkheid (UPV). Dit zijn verplichte en die gelden voor producenten van huishoudelijke textielproducten, kleding en schoenen.
Nederland heeft uitvoering gegeven aan de verplichtingen uit de WFD door middel van de nationale UPV, die op 1 juli 2023 in werking is getreden. De reikwijdte van de UPV volgens de herziene WFD is echter groter dan de huidige nationale UPV.
Als de herziening is aangenomen zal Nederland de nieuwe versie moeten implementeren in de nationale wetgeving. Nederland is echter al wel gestart met naleving van de herziene WFD.
Registratie van producenten
Lidstaten moeten een producentenregister opzetten en beheren. Dit register moet ervoor zorgen dat producenten voldoen aan hun verplichtingen met betrekking tot textielafvalbeheer.
Inspectie van textielzendingen
Het is mogelijk dat zendingen naar niet-EU-landen van textiel, textielgerelateerde producten of schoeiselproducten eigenlijk uit afval bestaan. Als deze vermoedens er zijn, dan moeten bevoegde autoriteiten deze zendingen kunnen inspecteren. Lidstaten moeten daarvoor zorgen.
Monitoring
Lidstaten hebben de verplichting om te monitoren of producenten hun financiële en organisatorische verplichtingen naleven rond het beheer van gebruikte en afgedankte textielproducten. Hierbij moeten lidstaten gebruikmaken van het producentenregister.
Voor producenten van textielproducten gelden de volgende specifieke verplichtingen:
Financiering van afvalbeheer
Met de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid onder de gewijzigde WFD dragen producenten de kosten voor het inzamelen, sorteren, hergebruiken, recyclen en verwerken van gebruikte textiel- en schoeiselproducten. Dit omvat ook onverkochte producten die als afval worden beschouwd.
Oprichting inzamelsystemen
Onder de gewijzigde WFD zijn producenten verantwoordelijk voor het opzetten van inzamelsystemen voor alle gebruikte en afgedankte textiel- en schoeiselproducten. Dat betekent dat ze moeten zorgen voor de sortering van de producten, ten behoeve van hergebruik en recycling. Zo wordt de beschikbaarheid van tweedehands kleding en schoenen vergroot, terwijl de hoeveelheid afval vermindert. Deze verplichting gaat in per 1 januari 2025.
Financiële ondersteuning voor technische innovatie
Producenten moeten onder de gewijzigde WFD financiële steun bieden voor onderzoek naar en innovatie in sorteer- en recyclingtechnologieën. Daarnaast moeten producenten onderzoek financieren naar de samenstelling van gemengd ingezameld gemeentelijk afval, om zo te kunnen bepalen hoeveel textiel en schoeisel er in het afval zit. Deze informatie is van belang om de effectiviteit van het inzamelnetwerk en informatiecampagnes te bepalen en te verbeteren.
Ook moeten de producenten financieel bijdragen aan technologische ontwikkelingen voor automatische sorteersystemen en compositiesortering. Dit helpt bij het scheiden en recyclen van gemengde materialen en het schoonmaken van afval.
Informatieverstrekking aan eindgebruikers
Onder het voorstel tot wijziging van de WFD worden producenten verplicht om eindgebruikers actief te informeren over aparte inzameling van gebruikte textiel- en schoeiselproducten, over regelingen voor hergebruik van textiel en schoeisel, en over de milieuvoordelen van duurzaam gebruik van de producten.
Producenten moeten consumenten helpen bij het maken van verantwoorde en duurzame keuzes, door hen duidelijk te informeren over beschikbare informatie en systemen.
Rond voedsel gelden de volgende verplichtingen voor lidstaten:
Het voorkomen van voedselverspilling
De afvalstroom rond voedsel behoort tot de meest inefficiënte afvalstromen binnen de EU, met aanzienlijke negatieve milieu- en klimaateffecten. Binnen de EU draagt voedselverspilling bijvoorbeeld bij aan:
De totale economische gevolgen binnen het productieproces en binnen de inzameling en behandeling van afval, worden ingeschat op respectievelijk 132 miljard euro en 9,3 miljard euro.
Lidstaten moeten passende maatregelen nemen ter voorkoming van voedselverspilling. Deze verplichting heeft betrekking op alle fasen van de voedselketen, inclusief de detailhandel, distributie, restaurants, voedselservices en huishoudens.
Een voorbeeld van een passende maatregel is het ontwikkelen van educatieve campagnes om consumenten bewust te maken van voedselverspilling en hen aan te moedigen om hun koop- en consumeergedrag aan te passen. Zo kun je trouwens ook voedselverspilling tegengaan in jouw gemeente of provincie.
Herziening van voedselprogramma’s
Sinds 2018 zijn lidstaten verplicht om programma’s ter voorkoming van voedselverspilling op te stellen die in lijn zijn met de afvalhiërarchie. Dit houdt in dat preventie altijd de hoogste prioriteit moet hebben, gevolgd door hergebruik en recycling. Het storten van afval is altijd de laatste optie.
Het nieuwe voorstel tot wijziging van de WFD brengt bindende doelen voor voedselverspilling met zich mee:
Deze bindende doelen zijn onderworpen aan jaarlijkse rapportages. Wanneer de doelstellingen niet worden gehaald, kan naleving ervan worden afgedwongen door middel van
Lidstaten moeten hun programma’s ter voorkoming van voedselverspilling aanpassen om te kunnen voldoen aan de nieuwe doelstellingen. Uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van de herziene richtlijn moeten de nieuwe doelstellingen voor voedselverspilling zijn behaald.
Monitoring en beoordeling
Lidstaten moeten de uitvoering van hun maatregelen tegen voedselverspilling monitoren en beoordelen. Hieronder valt ook het meten van voedselverspilling volgens vastgestelde methoden, die op dit moment nog in ontwikkeling zijn bij de Europese Commissie.
Het gaat hierbij om een gemeenschappelijke methodologie en kwaliteitseisen om een uniforme meting van voedselverspilling mogelijk te maken. Uiterlijk 31 december 2030 moeten lidstaten nationale, bindende doelstellingen voor voedselverspilling vaststellen.
De WFD geldt voor alle lidstaten van de EU en voor producenten van textielproducten binnen deze lidstaten die afval creëren.
De Waste Framework Directive is een Europese richtlijn. Wanneer het wetsvoorstel tot wijziging is aangenomen, moet deze in Nederlandse wetgeving geïmplementeerd worden. Die implementatie moet uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding voltooid zijn.